Jie-Keramik werd in 1942 opgericht door John Ewert "Jie" Johnson in Helsingborg en produceerde van oudsher kleine houten voorwerpen die vaak van glas of keramiek werden voorzien. Het bedrijf breidde zich uit en verhuisde in 1944 naar een grotere locatie in Gantofta. Vanaf 1952 begon Johnson met het produceren van keramiek voor huishoudelijk gebruik, eerst nog op ambachtelijke wijze, maar al snel werden de producten met behulp van gietmallen vervaardigd en door ontwerpers met de hand beschilderd (majolica). Een van die ontwerpers was Ella Bergstrand, maar later kwamen er meer ontwerpers bij, zoals Anita Nylund. Toen de beschildering met de hand te duur werd, ging de fabriek over op zijdezeefdruk (silk-screen prints) om de producten van decoraties te voorzien. Alle ontwerpen van Anita Nylund werden volgens deze methode aangebracht, hoewel de potten nog door Jie zelf werden geproduceerd. De producten werden niet langer van majolica gemaakt, maar van geglazuurd aardewerk.
Halverwege de jaren zestig stopte het bedrijf met de productie van goederen voor huishoudelijk gebruik en stapte het over op het produceren van siervoorwerpen. Elsi Bourelius was een van de eerste ontwerpers die hiervoor werd aangetrokken. Zij maakte vooral keramieken beeldjes van vrouwelijke figuren. De vervaardiging van houten voorwerpen is overigens een belangrijk onderdeel van Jie gebleven en de productie hiervan ging door tot in de jaren tachtig.
In 1967 begon Aimo Nietosvuori als ontwerper bij Jie. De wandtegels die hij voor het bedrijf maakte, werden een van de best verkopende producten. Tot in de jaren tachtig volgden nog vele ontwerpers die met wisselend succes nieuwe producten lanceerden, zoals Annika Kihlman, Solveig en Siegfried Uelzhöfer, Maria Ericson, Edith Risberg en Bengt Nilsson. Ook Jie's zoon, Staffan Johnson, kwam naar Gantofta om als ontwerper aan de slag te gaan. Zijn interesse in ornithologie resulteerde in vele ontwerpen met vogels erop.
In 1992 vierde Jie Gantofta zijn 50-jarig jubileum, maar aan het eind van dat jaar ging het bedrijf failliet en werd de productie in het buitenland, met name Portugal, ondergebracht.